Skip to main content

Hoe

Instructie deelnemers:  “De acteur gaat zo een aantal handelingen verrichten. Kijk maar en schrijf op wat je hem ziet doen”.
Mogelijke handelingen acteur: verlaat de ruimte, komt gehaast binnen, doorzoekt de ruimte, kijkt op z'n horloge, denkt na, kreunt, valt in een stoel, zucht en sloft de ruimte uit.

Vraag de deelnemers wat ze opgeschreven hebben. Waarschijnlijk noemen ze vooral interpretaties ("Hij baalt") en nauwelijks feitelijke observaties. Noteer hun opmerkingen zó op een flap dat zichtbaar wordt dat er sprake is van 2 categorieën en ga met ze in gesprek over feiten en  interpretaties. Dat kan op verschillende manieren; wij zijn enthousiast over de volgende aanpak (zie illustratie): 

1. Noteer links de feiten onder elkaar en rechts de interpretaties

2. Vraag de deelnemers wat het verschil is tussen die 2 kolommen. Leg het verschil uit én het belang daarvan bij het geven van feedback

3. Vraag ze op welke feiten hun interpretaties gebaseerd zijn en vul de lijst met feiten aan

4. Teken tussen de Feiten en Interpretaties een derde kolom: Filter (zie illustratie). Leg uit hoe alles wat wij waarnemen, gekleurd (of gefilterd) wordt door onze normen & waarden en onze persoonlijke ervaringen (geschiedenis). Dat gaat razendsnel en is een krachtig hulpmiddel om de werkelijkheid te duiden, maar het kent ook z’n nadelen, zeker als het op feedback aankomt.

Nabespreken op

  • Het verschil tussen waarnemen en interpreteren
  • Het belang hiervan bij het geven van feedback

Variant

De acteur komt een paar keer achter elkaar binnen, verricht steeds dezelfde handelingen, maar elke keer met een andere intentie: boos, verdrietig, gehaast, angstig, enzovoort. 
Na iedere keer vraag je de deelnemers: “Wat zag je de acteur doen?"

Bron: Lucia Bomert


Tags bij deze werkvorm:

Tijd:
Groepsgrootte:
Teams:

Vragen?

Ons team staat voor je klaar!

020-422 1323
UP