Stimuleren en Remmen
Deelnemers ervaren wat het effect is van stimulerend dan wel remmend luisteren.
Hoe
Zet de deelnemers in een hoefijzer. De acteur gaat in willekeurige volgorde langs de deelnemers en vraagt 'Hoe was je laatste vakantie?' (of een andere open vraag waar iedere deelnemer gemakkelijk over kan vertellen). De acteur zet hier afwisselend Stimulerend dan wel Remmend luistergedrag tegenover.
Stimuleren
Non-verbaal: naar de ander toebuigen, aankijken, knikken, hummen, meelevende gelaatsuitdrukking.
Verbaal: hummen, inhoudelijk reageren, samenvatten, parafraseren, gevoelsreflectie, open vragen.
Remmen
Non-verbaal: onderuit gezakt zitten, wegkijken, aanstaren, bewegingsloos luisteren, expressieloos gezicht, fronsen, gapen, kauwen
Verbaal: onderbreken, van onderwerp veranderen, overnemen met eigen verhaal
Iedere deelnemer heeft na afloop kort terug wat het gedrag van de acteur met hem deed en benoemt één gedragskenmerk dat op hem het meeste effect had.
Variant 1
Niet congruent gedrag: de acteur combineert verbaal stimulerend met non-verbaal remmend gedrag (of andersom). Dit zaait verwarring, het komt ongeloofwaardig, niet authentiek over.
Overdrijven: de acteur overdrijft het stimuleren, zowel verbaal als non-verbaal. Dit is niet authentiek en schept afstand.
Variant 2
Deze variant kan zonder acteur.
Benodigdheden: A4 vellen met daarop duidelijk leesbaar opdrachten als:
- onderbreek
- knik en hum
- vertel je eigen verhaal
- kijk om je heen
- glimlach
- reageer niet
- geeuw
- hang onderuit
- buig voorover
- etc.
Maak tweetallen (A en B) en zet ze in twee rijen tegenover elkaar. Vraag de A's om iets leuks te vertellen; een reis, een anecdote, etc. Terwijl de A's vertellen loop je achter ze langs en houdt af en toe –alleen leesbaar voor de B's- een vel op.