Referentiekader
Aansluiten bij de belevingswereld van de ander.
Hoe
Deelnemers leggen iets uit aan een persoon die vanuit een ander referentiekader denkt dan zijzelf. Deze oefening kan plenair of in de vorm van een hoefijzer.
Instructie deelnemers:
"De acteur speelt iemand uit de Middeleeuwen. Leg hem eens uit wat een televisie is (of een trein, telefoon, auto, vliegtuig). Daar heb je 3 minuten voor".
De acteur denkt als een Middeleeuwer: hij weet dus wel wat een schilderij is, maar niet wat een beeldbuis is, of een camera of elektriciteit. Let op: een Middeleeuwer is niet dom.
Variant op iemand uit de Middeleeuwen: een oud mannetje, een kind van 5, enz.
Nabespreken:
- Wat hebben jullie gedaan om aan te sluiten bij het referentiekader van de acteur?
- Wat hadden jullie nog meer kunnen doen?
- Wat zegt dit over zaken als aannames en invullen voor een ander?