Omgaan met afleiding
Speels oefenen met dingen uitspreken
Hoe
De deelnemers schrijven op losse velletjes dingen die hen kunnen afleiden in gesprekken met anderen; dingen die hun gesprekspartner dan doet, zoals: “Kijkt op zijn telefoon”, “Zit steeds te gapen”, etc.
Alle velletjes gaan naar de acteur, die met de deelnemers in hoefijzervorm gaat staan of zitten.
Instructie deelnemers: “De situatie is als volgt: je zit in een kennismakingsgespprek met een nieuwe klant en je merkt dat hij iets doet dat jou afleidt; doe iets met die afleiding!”
De acteur gaat steeds met een andere deelnemer in gesprek en kiest daarbij van het stapeltje steeds een andere afleidende handeling. Laat de gesprekjes kort duren, bespreek kort na op wat effectief was: een tip en nog een poging voor een goed gevoel. En door naar de volgende! Hou het tempo hoog.
Als een deelnemer de afleiding indirect benoemt ("gaat het goed?"), reageert de acteur ontkennend ("Ja hoor"") en gaat door met z'n afleidende handeling (bv gapen). Als een deelnemer benoemt wat hij ziet, 'beloont' de acteur door zijn gedrag te verklaren, bv: "Ja sorry, ons dochtertje is ziek, ik heb de hele nacht niet geslapen".
Eigenlijk komt het neer op de eerste twee stappen van 4 G: benoem het gedrag en geef aan wat het met je doet.