Skip to main content

Hoe

Maak drietallen. A en B zitten met de ruggen naar elkaar, C ziet beiden. A neemt een bepaalde houding aan (of hij herhaalt steeds een simpele handeling). Aan C de taak om B zo te instrueren dat hij precies hetzelfde zit (of doet) als A.

Nabespreken op

  • Concreet gedrag versus interpretaties
  • Wat maakt instructie helder
  • Hoe snel miscommunicatie optreedt.

Variant

Maak tweetallen. A en B zitten met de rug naar elkaar en hebben beide een vel papier voor zich. A maakt een simpele tekening, bv van een huisje. Daarna instrueert hij B zodanig dat op B's vel dezelfde tekening komt te staan. A ziet niet wat B tekent. A mag natuurlijk niet zeggen: "Teken een huisje".

Nabespreken op

  • instrueren
  • aannames

Bron: Jos Veldhuizen en Joost Dijker.


Tags bij deze werkvorm:

Vragen?

Ons team staat voor je klaar!

020-422 1323
UP