Kennis II: Makkelijke vraag-Moeilijke vraag
Op een andere manier kennis overdragen
Hoe
Maak teams (A, B, C, etc). Laat de deelnemers iets lezen, zien, of horen waarvan je wilt dat ze het onthouden/leren. Geef aan hoeveel tijd ze daarvoor hebben en leg uit dat ze er dadelijk twee vragen over gaan stellen aan de andere teams: één makkelijke en één moeilijke. Gevolg: iedereen wordt alert en leest met volle aandacht, waardoor de inhoud beter beklijft. Benadruk dat de vragen over de inhoud moeten gaan en niet flauw mogen zijn, zoals ‘hoeveel komma’s staan er in de tekst?’. Bedenk zelf ook een moeilijke vraag, als reserve.
Rondes
Speel de wedstrijd in twee rondes (1 rondje makkelijk, 1 rondje moeilijk) en houd de scores bij: 1 punt voor de makkelijke vraag, 2 punten voor de moeilijke. Na iedere vraag overleggen de teams en schrijven hun antwoord op. Neem de antwoorden in en lees voor wat er staat. Het vragenstellende team bepaalt of een antwoord goed is. Bij twijfel ben jij de jury.
Bij gelijke stand, stel je aan alle teams jouw reserve vraag, voor 4 punten! Hierdoor kan iedereen nog winnen.
Variant
Je kunt ook pleniar werken, en zelf een makkelijke en moeilijke vraag stellen zonder het wedstrijdelement. Begin met de deelnemers iets te laten lezen of kijken. Vraag ze na een tijdje de tekst weg te leggen voordat je je eerste vraag stelt. Zorg dat die inderdaad makkelijk is, zodat iedereen het goede antwoord weet. Laat ze het antwoord opschrijven. De moeilijke vraag mag een stuk moeilijker zijn, maar niet onmogelijk. Zorg dat de vraag inhoudelijk is en vooral niet flauw. Ook dit antwoord schrijven ze op.
Laat de deelnemers per vraag voorlezen wat ze opgeschreven hebben (bij een grote groep ongeveer de helft). Geef indien nodig uitsluitsel over het goede antwoord.